Het Gildereglement van het Groot-Schippersgilde van Blokzijl

Gilden waren belangenorganisaties van mensen met hetzelfde beroep. Ze ontstonden in de Middeleeuwen en hebben bestaan tot het eind van de 18e eeuw. In een gilde werden mensen opgeleid tot vakman. Het was ook een belangenbehartiger. Als leden ziek werden, kregen ze steun vanuit het gilde. Deze zorg strekte zich ook uit tot weduwen en wezen van overleden leden.

Vaak had het gilde het alleenrecht op het uitoefenen van het vak. Om de concurrentie tussen de leden te reguleren en om te voorkomen dat leden zich niet aan de regels hielden of slechte producten verkochten, waren de regels streng. Dit leidde tot monopolies, die ervoor zorgden dat prijzen kunstmatig hoog konden worden gehouden en innovatie werd tegen gehouden.

brief grootschippersgilde blokzijl 2024

In Blokzijl was de scheepvaart een belangrijke bron van inkomsten. Daarom moet het Groot Schippersgilde veel aanzien hebben gehad. De leden van het Groot Schippersgilde vervoerden goederen over de Zuiderzee naar Amsterdam en Lemmer en over de Noordzee naar Engeland en de Noord Duitse steden Hamburg en Bremen. Het Klein Schippersgilde hield zich bezig met de beurtvaart op plaatsen als Steenwijk en Sneek.

Op 30 januari 1589 ondertekende de Landdrost van Vollenhove en kastelein van Kuinre Johan Sloet een akte waarmee hij het Gildereglement van het Groot-Schippersgilde van Blokzijl beter regelde. In het gemeentearchief wordt deze oudste bekende gildebrief voor de schippers van Blokzijl bewaard. Volgens het reglement werden ieder jaar vier nieuwe Gildemeesters of Dekens aangesteld. Zij moesten niet alleen toezien op de vrachtverdeling en vrachtprijzen, maar ook op het onderhoud van de schepen en de bemanning. Ook de schippers van buitenaf die in Blokzijl kwamen laden en lossen, werden door hen nauwlettend in de gaten gehouden.

Het aanzien van het Groot Schippersgilde in de zeventiende eeuw blijkt uit de rol die het kreeg toebedeeld toen de financiële situatie van Blokzijl zo was verslechterd dat er moest worden overgegaan tot een sanering van de financiën. In 1680 werd een overeenkomst gesloten tussen de bestuurders ('regeerders' genoemd) en burgemeesters van Blokzijl, het Schippersgilde en de mennonieten (de doopsgezinde gemeenschap) Hierin was onder meer vastgelegd, dat de burgemeesters en regeerders verantwoording zouden afleggen aan beide andere partijen over de uitgaven. In de achttiende eeuw raakte de scheepvaart echter in verval, mogelijk door verzanding van de haven. Het aantal grote schepen daalde van 160 in 1658 naar 5 in 1767.